Heel jonge kinderen kunnen zich nog niet verplaatsen in de gevoelens van een ander. Zij zijn meestal sterk op zich zelf gericht. Als ze een pop willen hebben die net wordt vastgehouden door een ander kind, willen ze deze pop pakken. Dat het andere kind dat niet zo leuk vindt, hebben ze niet in de gaten.
Rond hun derde jaar beginnen veel kinderen door te krijgen hoe ze contact moeten leggen met andere kinderen. Ze merken dat het beter werkt om iets aan een ander kind te vragen dan om het meteen om te duwen. Sommige kinderen doen er lang over om te leren hoe ze met andere kinderen om kunnen gaan.
Kinderen leren het meeste van de oplossingen die ze zelf uitvinden. Dat geldt ook bij het oplossen van ruzies. Het is daarom niet verstandig om kinderruzies meteen te stoppen of de kinderen een kant en klare oplossing aan te bieden. Het helpt wel om kinderen steun te geven als ze er zelf niet uitkomen. Een voorstel om om de beurt met de pop te spelen of samen met alle poppen te spelen, kan kinderen helpen bij het oplossen van hun ruzie om de pop.
Ruzies tussen kinderen van deze leeftijd vallen niet onder het begrip pesten. Bij pesten zijn het steeds dezelfde kinderen die het slachtoffer zijn. Bij kinderen onder de vier jaar speelt dit zelden een rol.
Pesten voorkómen
Als u nu niet te maken hebt met pesten, zult u dit graag zo willen houden.
Hier volgen enkele adviezen om te voorkómen dat uw kind gepest gaat worden, zelf gaat pesten of een meeloper wordt.
- Leer uw kind voor zichzelf en anderen op te komen. Kinderen moeten al op jonge leeftijd nee durven zeggen als ze iets meemaken dat ze niet willen. Geef uw kinderen gelegenheid om in het gezin te oefenen. Moedig uw kinderen aan om tegen elkaar en tegen u te zeggen wat ze wel en niet willen. Leer ze samen overleggen en onderhandelen over oplossingen.
- Leer uw kinderen om hulp te vragen aan u, aan leerkrachten en aan anderen die ze vertrouwen. Laat thuis merken dat u zelf een vraag om hulp serieus neemt. Dat betekent niet dat u de problemen van uw kinderen moet oplossen, wel dat u ze daadwerkelijk steunt bij het vinden van eigen oplossingen.
- Geef uw kinderen de aandacht die ze nodig hebben. Laat merken dat u het belangrijk vindt om te weten wat ze doen en waar ze zijn, zonder ze voortdurend te controleren.
- Laat uw kinderen merken dat ze de moeite waard zijn. Natuurlijk krijgen kinderen ook wel eens kritiek, maar geef ze ook regelmatig een complimentje.
-Probeer conflicten binnen uw gezin op te lossen door er over te praten. Kinderen leren het meest van de voorbeelden die ze krijgen.
- Laat uw kinderen kennismaken met veel verschillende mensen, gewoonten, muziek, enz.. Als u zelf respect en waardering toont voor anderen, leren uw kinderen dat anderen niet 'eng' of 'raar' zijn
- Grijp in als u merkt dat uw kinderen erg agressief zijn of als u merkt dat kinderen systematisch worden buitengesloten.
- Bemoei u zo min mogelijk met de keuze van vrienden en vriendinnen. Laat uw kinderen zelf beslissen met wie ze spelen en wie ze willen uitnodigen.
Verschijnselen die dan veel voorkomen zijn dat het kind:
- Niet meer naar school wil.
- Niets meer over school vertelt.
- Nooit andere kinderen mee naar huis neemt en nooit bij anderen wordt gevraagd.
- Op school slechtere resultaten haalt dan vroeger.
- Vaak dingen kwijt is of met kapotte spullen thuis komt.
- Vaak hoofdpijn of buikpijn heeft.
- Blauwe plekken heeft op ongewone plaatsen.
- Niet wil gaan slapen, veel wakker wordt of nachtmerries heeft.
- Haar of zijn verjaardag niet wil vieren.
- Niet wil buiten spelen.
- Niet alleen een boodschap durft te doen.
- Niet meer naar de club of speeltuin wil gaan
- Bepaalde kleren absoluut niet meer aan wil.
- Thuis prikkelbaar, boos of verdrietig is
oplossen
- Kinderen die worden gepest kunnen beginnen door met hun ouders, leerkrachten of andere vertrouwde volwassenen te gaan praten. Ze kunnen ook om raad vragen, bijvoorbeeld bij de kindertelefoon.
- Andere kinderen kunnen bij hun ouders of leerkrachten aankaarten dat er gepest wordt.
- Ouders kunnen met hun kinderen gaan praten en het probleem met andere ouders, op school of in de speeltuin bespreken.
-Leerkrachten kunnen het pesten als algemeen probleem regelmatig in hun klas bespreken. Ze kunnen proberen in de klas een open en vriendelijke sfeer te creëren. Concrete pestsituaties kunnen ze met de betrokken kinderen bepraten. Samen met hun collega's kunnen ze werken aan een schoolbeleid rond sociale regels en pesten.
- De directie van een school of buurthuis, het bestuur, de ouderraad of de medezeggenschapsraad kunnen de manier van omgaan bespreken en toewerken naar een beleid daarover.
- Begeleiders van groepen, trainers en anderen die te maken hebben met kinderen buiten schooltijd, kunnen het pesten met de kinderen bespreken. Ze kunnen proberen de samenwerking tussen de kinderen bevorderen.
- Anderen, zoals de wijkagent of de schoolarts, kunnen sociale problemen tussen kinderen die zij hebben geconstateerd aan de orde stellen in hun contacten met scholen en buurthuizen. Ook kunnen zij door hun bijzondere positie soms net een andere invloed uitoefenen op de kinderen dan leerkrachten en begeleiders.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten